Jan Stoel legt het verband tussen ‘Niets verlaat de tijd’ en het beeldende werk dat ik daarrond maakte.

‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig’

Een bezoek aan het atelier van Luc Vandromme

‘Ik kom niet uit een familie van koningen of adel. Ik ben geboeid door het leven van gewone mensen. Hun vraagstukken zijn de echte vraagstukken in het leven. De gewone mens “maakt de tijd echt mee”. Is er in ondergedompeld. Staat er niet buiten. Hij kan geen afstand nemen in een duur paleis. Hij heeft geen anderen die voor hem het werk doen. Hij is het die de tijd en de werkelijkheid “uitvoert”. Anderen kunnen dingen bedenken en plannen maken, het gewone individu realiseert ze. De gewone man staat in de oorlog. Is onderhevig aan de invloed van de kerk. Voelt aan den lijve wat het betekent om arm of rijk te zijn. Om tekorten te hebben. Hoe het tijdskader zijn persoonlijke ontwikkeling vooruit helpt of beknot. De gewone man migreert. Vlucht weg. Verlaat zijn onmogelijke leefomstandigheden. Laat zijn familie en land achter. De gewone mens wordt gedwongen. Dit verdient het grootste respect. Dit verdient meer aandacht,’ zegt West-Vlaming Luc Vandromme, die met zijn in 2022 gepubliceerde familiekroniek Niets verlaat de tijd opviel. ‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig.’

Vandromme (1961) is niet alleen schrijver – hij publiceerde inmiddels zeven romans – maar ook beeldend kunstenaar. In zijn beeldende werk speelt tijd eveneens een rol. Hij schildert onder meer ‘herinneringen’ aan zijn vroegste jeugd, maar maakt ook enorme schilderijen die geïnspireerd zijn op de migratie van Belgen naar onder meer de Verenigde Staten en Canada. Overigens komt de ‘stamvader’ van zijn geslacht ook van elders, uit Pommeren, gevlucht en op zoek naar een betere toekomst in het Westen. Zoals zovelen tegenwoordig op de vlucht zijn en hopen op een nieuw perspectief.

Oase in Pittem
Ik spreek Luc in zijn ‘historische’ huisje. Het ligt in wat men wel noemt een oase middenin de lelijkste plek op aarde, de regio rondom Roeselaere. Luc woont in Pittem. Dat is een dorp dat omringd wordt door de welbekende ‘logistieke dozen’ die je overal langs de snelwegen vindt, ook in West-Vlaanderen. Oorspronkelijk woonde hij in Anzegem, ten oosten van Kortrijk.
    Leuk om te vermelden is dat Ingooigem een deelgemeente van Anzegem is. En wie Ingooigem zegt, denkt natuurlijk meteen aan Stijn Streuvels, die daar woonde en wiens Lijsternest nog steeds de nodige bezoekers trekt. Streuvels die met zijn originele taal beschouwd wordt als een belangrijk vernieuwer in de Nederlandstalige literatuur. Luc Vandromme: ‘Waar we woonden in Anzegem konden we het beroemde venster van het Lijsternest zien. Daarachter had de grote Stijn Streuvels geschreven. Het stond bekend dat hij dagelijks wandelde door de velden. Dit pad hebben we honderden keren bewandeld. Het werkte als een soort magneet.’

Vandromme wilde rust en kwam zo aan de rand van Pittem uit, waar hij een huis betrok dat dateert uit ongeveer 1860. Bij Luc is aan alles een verhaal verbonden. Zo ook aan dit huis: ‘Er werd ons altijd verteld dat het lager gelegen is dan het straatniveau doordat de grond in de negentiende afgegraven werd (met de spade waarschijnlijk) om klei te winnen. In Egem, een dorp even verderop, staat een steenfabriek. Onze grond is inderdaad “koppig”. Ik dolf ooit grond hier, waar mijn echtgenote en keramiste Trui keramiek mee maakte. Oorspronkelijk bestond het huis uit een woonhuis en een dierenstalling. Het gezin voor ons had zes kinderen, de familie voor hen dertien. Wij hebben het huis grondig verbouwd. Voor we verbouwden was er boven slechts één slaapkamer. Hoe deden die mensen dat vroeger?’

Schilderherinneringen
Ook nu weer speelt de tijd dus een rol in het verhaal dat Luc vertelt. Hij leidt me verder door zijn huis, de trap op naar de zolder waar zijn atelier zich bevindt. Dat is de plek waar hij zich iedere avond terugtrekt en gaat schilderen. Daar zie ik voor het eerst zijn schilderijen die hij maakte tijdens het schrijven van Niets verlaat de tijd.

Luc: ‘Ik wilde “herinneringen” schilderen, herinneringen aan mijn vroegste jeugd. In mijn hoofd zijn mijn vroegste herinneringen onscherp. Vaag. Er hangt een soort blauw waas over. Alsof de kleuren uitgebleekt zijn. Je ziet dat op mijn schilderijen terug. Alsof je door vitrage naar het verleden kijkt. De basis voor deze schilderijen zijn oude foto’s. Hieronder drie schilderijen uit de serie Tiens, de herinneringen vervagen. Dit schilderij noem ik Met mémé en pépé aan zee. De Haan 1964.’ Het formaat van dit schilderij is fors: 2 x 1.80 m. En als ik de schilderijen van Luc zie en beschouw en vragen stel, dan komt de kunstenaar helemaal los.
    Hieronder een weergave van hoe Luc Vandromme zijn werk interpreteert.

Luc Vandromme 2

Tiens, de herinneringen vervagen.
Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (1).

Luc: ‘Dit schilderij roept bij mij het volgende op: er is iets met de lucht. En met het krijsen van de meeuwen. Is het mijn verbeelding of geurt de wind zachter? Warmer?
Ik zou mezelf moeten laten groeien. De borst vooruit. De schouders breed. De kin krachtig. Alles in mij roept om stilstand. Ter plaatse trappelen houdt me in het licht. In het zand en tussen de dennenappels. In deze schaduw, in deze lichtzinnige gloed ben ik alomtegenwoordig. Onder deze vlekkeloze lucht mogen de armen mij omsluiten.
Gracieus ben ik. Gezwollen van zegening.
De Haan is weelde.
Mij is de tijd geschonken.’

Luc Vandromme 7

Tiens, de herinneringen vervagen.
Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (2).

Luc: ‘Zo wil ik leven. Puur. Heilig.
    Als een glasraam in rood, groen en blauw. Glazen kaders met glanzende foto’s. Welk een bevoorrecht kind ben ik. Geen Afrikaantje dat honger lijdt en ’s ochtends vroeg tien kilometer verder water moet gaan putten. Ik bezit een matras. Een huis van baksteen.
    De hemel ligt onder mijn moeders voeten.
    Ze heeft me bij haar gedragen. Onder pijnen uitgeperst en dan gesust.
    De zon klapt op mijn voorhoofd. Hoe durft mijn mond te verzuchten?
    Achter het rolluik doen de merels zot. Als een lichtflits uit de lucht. Hun vaart treft me pal in mijn hart.
    Dit is het goud van een troon.
    Deze zaligheid.
    De ochtend die in vuur en vlam zet.’

Luc Vandromme 11

Tiens, de herinneringen vervagen.
Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (3).

Luc: ‘Ik heb een zus en een broer. Die kun je niet kiezen. Ze zijn er. Als een murmelen.
    Ik kom van een andere planeet. Zij zijn donker. Een vonk eeuwigheid zit onder mijn huid en drijft me aan. In andere tinten.
Voor stilzitten heb ik geen tijd. Elk hoekje wil ik zien. Elke gang. De wind plukt aan mijn zomertrui. Straks rukt hij mijn haren af.
    Waarom is er water op aarde?
    Ik ben net zo toevallig. Ik moet iets bijzonders zijn, dat God zich de moeite heeft getroost.
    Als een vluchtig gas deel ik de overvloed.
    Het welbehagen bezweer ik niet.’

Mijn iconen
‘De kindertijd is heilig. Ik wilde die “heiligheid” schilderen. Het was zoeken om die te kunnen weergeven. Tot ik me de Byzantijnse iconen herinnerde,’ vervolgt Luc.
    ‘Ik sta in de traditie van mijn voorouders. Voor mij zijn het iconen. Daarop zijn mijn Gouden portretten gebaseerd. Deze schilderijen hebben een kleiner formaat (30 cm op 40 cm). Een portret moet intiemer zijn. Door mijn voorouders zo te schilderen kwam ik nog dichter bij hen en kregen ze haast iets sacraals. Ik werd geconfronteerd met hun blik, hun mond, hun neus, hun oren, hun haren. Ook deze schilderijen baseerde ik op foto’s uit familiealbums. Vroeger komt zo dichtbij.’

zelfportret Luc Vandromme

Zij die op mijn schouders staan.

‘Vanaf een bepaald ogenblik kun je je levensvragen niet langer ontwijken, dan blijven ze etteren. Doe je dit niet, dan moet je je moed vergaren. De strijd aangaan. Met durf, dapperheid en kracht.
    Je moet ontwarren en het raadsel in de ogen kijken. Echt.
    “Wie ben ik? Van waar kom ik? Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben?”

De voorgaande generaties zitten in mij. Of ik wil of niet. Wat kreeg ik dan wel door? Van wie? Uit de levens vóór mij moest ik leren.
    Naast mijn DNA kreeg ik een opvoeding. Die gebeurt door bepaalde mensen. In een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats, in een bepaalde cultuur.
    Ik ben ontwikkeld tot de persoon die ik ben. Lag alles vooraf vast? Of niet? Ben ik net als de personen die me vooraf gingen? Of net niet?
    Ik ben gelijk en toch zo anders.
    Ben ik een mutatie misschien?

Ik wilde de fout niet maken dat ik het verhaal van wie me voorafging niet kende. Een man zoekt zijn mannelijke eigenschappen, zijn vaderlijke lijn.
    Ik reed mijn vader naar zijn geboortedorp. We bezochten de belangrijke plaatsen uit zijn jeugd. Uit de jaren van zijn jongvolwassenheid. Mijn moeder heeft een uitstekende pen. Ik vroeg haar om haar herinneringen op te schrijven. We praatten over hun ouders, grootouders en familieleden. We hadden het over foto’s, gebeurtenissen, plaatsen. Geluk en drama. Persoonlijke belevenissen en de tijdsgeest.
    Ik absorbeerde en creëerde.
    Het werd geen kroniek van koningen, veroveraars, legeraanvoerders en vrome heiligen. Het werd het verhaal van eenvoudige lieden. Mijn voorvaderen.
    Ze groeiden op. Droomden. Hadden lief. Zondigden. Stichtten. Overwonnen. Zochten vervulling.

Ik kan mezelf niet vanop een afstand bekijken. Onmogelijk kan ik uit dit lichaam treden. Ik laat het graag aan anderen over of ze gelijkenissen en verschillen met mijn voorvaderen zien. Hieronder laat ik een aantal van mijn voorouders vertellen over hun leven.’

Luc Vandromme 29 Remi

Remi

Remi Vandromme (28-7-1929 – 26-12-2019), mijn vader
‘De zon zet me in lichterlaaie.’

‘In 1961 krijg ik een nieuwe zoon. Ik ben de dertig gepasseerd en heb een vrouw en nog twee kinderen. We bouwen ons nieuwe huis in de stad. In een straat waar alleen maar jonge gezinnen komen wonen. Achter de tuin beginnen de boerenvelden die naar het lagergelegen Kuurne leiden. De kleuren herinneren me aan het koren en de paardenruggen uit mijn kindertijd. Ik was een knaap voor Hulste. Voor het buitenlicht, de werkmanhuizen, het vee, mijn kameraden in bretellen en mijn vrijmoedige ouders. De vlascrisis aan het eind van de twintiger jaren en het rollen van de oorlog verscheurden het paradijs. Wie van de geboortegrond wordt verdreven, verliest zijn anker. Wiens vader doodziek wordt, verspeelt zijn bestaanskansen. Kunstenaar worden is voor wie welgesteld is. Mijn verstand moet me redden. Mijn hersenen behouden me. Ik word elektrotechnicus. Een specialist.’

Luc Vandromme 25 Jenny

Jenny

Jenny Verbeke (31-12-1931), mijn moeder
‘Jenny heeft “ja” gezegd.’

‘In 1961 krijg ik een nieuwe zoon. Ik ben dertig en heb al een dochter en een zoon. Het ogenblik om vanonder de ouderlijke vleugels los te komen. Ver uit de buurt hoeft niet. Een enige dochter is onlosmakelijk verbonden. Ik sta op eigen benen. Ik kies resoluut. Of ik het pianospelen in het ouderlijke café, het toneelspelen met de Kajotstergroep en de groep meisjes waaraan ik leiding gaf mis? Een nieuwe tijd gaat in. Omkijken leidt tot niets. Heimwee naar mijn geboorteland Canada heb ik niet. Ik ken het niet. Als baby van negen maanden kwam ik terug. Kortrijk is mijn stad. Hier heb ik alles. Ik – wij gaan vooruit.’

Luc Vandromme 20 Modest

Modest

Modest Vandromme (17-08-1900 – 17-02-1957), de vader van mijn vader
‘Verlos me van mijn laatste adem, Heer.’

‘In 1961 krijgt mijn zoon een nieuwe zoon. Spijtig dat ik het kind niet mag leren kennen. Ik ben er niet meer. Mijn darmen hebben me kapot gevreten. Mijn laatste dagen wens ik niemand toe. Afzien is beestachtig. De oorlog moet er voor iets tussen zitten. Het weggevoerd worden. De verplichte arbeid in het Nazirijk. Het hongerlijden. Het slavenbestaan. De eindeloze angst. Wie vrouw en kind moet missen, sterft van binnen. Langzaam. Verweer of niet. Nochtans was ik voor het grotere weggelegd. Voor het vlas. Herenboer zoals alle Vandrommes in Hulste. Onafhankelijk en krachtdadig. Aan toekomstvisie en dromen geen gebrek. En lef. Net op mijn hoogtepunt crasht de beurs.
Faillietgaan wanneer je nog geen dertig bent, kom je niet te boven. Durven moet ik voorgoed aan de anderen overlaten.’

Luc Vandromme 28 Maria

Maria

Maria Lagaisse (10-07-1903 – 09-10-1996), de moeder van mijn vader
‘“Karnemelk?” Ze neemt Modests kan over en laat hem in een rozenwolk achter.’

‘In 1961 krijgt mijn zoon een nieuwe zoon. Mijn man ben ik ondertussen verloren. Al lang voordat zijn lichaam het begaf. Mijn zoon is mijn rots. Op hem mag ik steunen. Hoe anders dan toen ik was wie ik was. In het Ooigem van mijn meisjestijd ben ik onbegrensd en vitaal. Ik sta niet los van de dingen. Ik bevind me middenin het bestaan. Ik behoor tot het boerenlandschap. De seizoenen passen mij als gegoten. Ook de jongeman die me ziet staan en me omsluit. Hij brengt schijnsel en straling. Tot het duister komt aanrollen en verstoten. Crisis en kanonnen. Achterlaten is droefgeestig. Het vrije leven. De geborgenheid. De veiligheid.’

Luc Vandromme 22 Florent

Florent

Florent Verbeke (02-02-1904 – 23-06-1981), de vader van mijn moeder
‘Hoe moet een kind verder zonder moeder?’

‘In 1961 krijgt mijn dochter een nieuwe zoon. Weer dank ik de sterren en bid dat ze gezond en in leven mag blijven. Geen enkel kind wens je toe dat het zijn moeder verliest. Niemand weet beter dan ik wat het betekent om losgescheurd te zijn. Met armen die naar het ledige reiken. Onvervuld. Met een stiefmoederkilte die in de plaats komt. Hard. Meedogenloos. Verstotend zonder aantrekking. Met een vaderliefde die wankelt, het verlorene aan de kant schuift en met het nieuwe verder moet. Hoe vind je jouw plaats tussen de verse broers? Nochtans gloeit een warmte binnenin mij. Een tweestrijd ondermijnt. Niets maakt mij kapot. Mij is meer gegeven. Meer dan dit land dat klein houdt en beknot. Dat arme stakkers van de schoolbanken weghoudt en tot handenarbeid dwingt. Mij zijn andere luchten gegund. Mij en het mooiste meisje dat mij wil volgen. Voorbij de baren van de oceaan. Naar de Canadese horizonten. Daar word mijn kind geboren. Daar ben ik wie ik ben. Tot het heimwee het mooiste meisje dwingt terug te keren. Voor haar zal ik timmerman worden en een café bouwen. De zee en de oneindige landschappen daarachter zullen blijven lonken. Mijn waarachtigheid zal in de onmetelijkheid achterblijven.’

Rachel

Rachel Warnitz (29-11-1902 – 14-03-1996), de moeder van mijn moeder
‘“Verdorie, Florent,” lacht ze. “Begrijp je me niet? Ik ga mee. Naar Canada.”’

‘In 1961 krijgt mijn dochter een nieuwe zoon. Mijn dochter. Mijn enige kind. Mijn kern die mijn pad leidt. Die me terugbrengt vanwaar ik kon zijn geweest. Over de golven. Vanwaar de man van mijn leven zijn dromen vond en achterliet. Mijn grond zuigt sterker. Harder en niet te ontkomen. Het is in België waar we thuishoren. Moeder en kind. Vrouw, man en dochter. Tussen het eigen volk. Bij de eigen zusters en broers. Dichtbij de eigen moeder. Een stiefkind kan dat niet begrijpen. Die weet niet wat een echte moeder is. Alleen hier kan ik zijn. Ik wil nog proberen terug te keren naar het vreemde land. Goed dat de oorlog zeemijnen in de haven dropt en geen enkel schip veilig laat uitvaren. Een reden buiten mij is aanvaardbaar. Onze koffers kunnen we definitief opbergen. Voortaan blijven we. In een eigen café. In een eigen huis. Ik herleef. Ik laat me omringen.’

*

Grip krijgen op de tijd
De schilderijen in de serie Tiens, de herinneringen vervagen geven markante gebeurtenissen uit het leven van de kunstenaar weer. De formaten zijn niet voor niets zo groot! De frontale confrontatie met de personages komt bij de kijker binnen. Je wordt het schilderij ingetrokken en gaat vervolgens op details letten. Het gebruik van blauwtinten, uitvloeiingen, toetsen zorgt voor een effect dat enerzijds nabijheid, anderzijds afstand creëert. De afgebeelde figuren zijn herkenbaar, maar bewust niet zo scherp gedetailleerd geschilderd. Dat onderlijnt de referentie aan het verleden. De kunstenaar herinnert zich wel wat er gebeurde, maar of hij het zich allemaal precies herinnert? Het langzaam verglijden naar het verleden, maar het toch op je netvlies willen houden, toont Vandromme in verf, net zoals hij dat in woorden doet in zijn kroniek. In beide gevallen schildert hij dus.
    In de iconische Gouden portretten zie je die techniek terug, maar treft Vandromme de essentie van het karakter van de personages. Mooi zijn in dat verband de tekstfragmenten die eronder staan. Weer die dubbele manier van schilderen: met verf en met woorden. De disciplines schilderen en schrijven verschillen van elkaar, maar vormen op deze manier een eenheid.Luc Vandromme, Niets verlaat de tijd

Wat een paar maanden eerder voor mij begonnen was met het lezen van Niets verlaat de tijd werd een reis naar de plek waar hij schrijft en schildert, maar ook een reis door het elders van de gedachtewereld van Luc Vandromme. Tekst en beeldend werk vormen bij Luc een eenheid, versterken elkaar, maar brengen ook herkenning, verdieping aan en zorgen voor een kruisbestuiving. Misschien doen ze nog wel meer, want Luc is naast jazzzanger ook pedagoog en zal zijn ervaringen ongetwijfeld een plek geven in het onderwijs.
    De schilderijen op Lucs zolder, en er staan er misschien wel honderd, doen je ook nadenken over je eigen verleden. Thuisgekomen pakte ik de fotoboeken van mijn ouders en grootouders erbij. De meeste ken ik niet meer, simpelweg omdat de namen niet bij de foto’s geschreven zijn. Hun levens zijn voor mij als het ware verdampt in de tijd.
    De kracht van Niets verlaat de tijd zit hem in de beklijvende, geschreven portretten die je meenemen op een levensechte reis door de tijd. Zijn schilderijen maken die tijd concreter. Luc: ‘Ik zie de verschillende kunstdisciplines die ik beoefen als een onlosmakelijk geheel. Zo werkt dat bij mij.’
    Het artistieke brein van Luc Vandromme is continue in beweging. Misschien wordt er van zijn kroniek en zijn beeldend werk wel een theaterstuk gemaakt of zelfs een multimedia-spektakel. Ik ben vooral benieuwd waar Vandromme zelf mee komt. In ieder geval staat er een nieuwe roman op stapel. Hij liet me een fragment lezen met de werktitel Tussen de dagen. Tijd laat deze boeiende kunstenaar in ieder geval niet los.

Jan Stoel

Jan Stoel (1954) heeft vijfentwintig jaar in het primair onderwijs gewerkt, waarvan zeventien als directeur van een basisschool. Daarna is hij zeventien jaar werkzaam geweest in de culturele sector, in de cultuureducatie. Zijn passies liggen bij literatuur, geschiedenis, non-fictie en beeldende kunst. Zelf zegt hij hierover: ‘De laatste jaren heb ik me vooral gericht op het recenseren van literatuur, het interviewen van schrijvers en het schrijven van artikelen die verband houden met literatuur. Als ik een boek lees wil ik alles weten over dat boek en wil ik me verdiepen in de auteur, zijn achtergronden, zijn inspiraties en zijn eerder werk. Een boek lezen is voor mij een studiemoment.’

Deel dit stuk

Meer Elders beschouwt

‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig’